Klimaatromans
De laatste jaren verschijnen er steeds meer ‘klimaatromans’: romans waarin de klimaatcrisis een grote rol speelt. Een voorbeeld is De grote ramp van Patrick Lagrou. In het Caribische gebied en langs de hele oostkust van Amerika wordt vrijwel iedereen gedood door een superorkaan. Victoria en haar broertje en zusje overleven de orkaan en vluchten naar Europa. Maar ook daar blijkt klimaatverandering het weer helemaal te beheersen.
In een klimaatroman als De grote ramp legt een schrijver heel bewust een verband tussen wat hij verzint, en problemen die in de werkelijkheid spelen. Dan doen schrijvers altijd: bewust of onbewust reageren ze op wat er in het echte leven aan de hand is. Zo bekeek de Amerikaan Joe Hovde in juli 2020 alle songteksten van Taylor Swift om te zien hoe vaak deze Amerikaanse daarin vloekt. Hovde vond iets interessants, zoals je in deze grafiek ziet:
Residual Thoughts, Joe Hovde, juli 2020.
Hovde zag meer vloeken in de liedjes van Taylor Swift uit 2020 en vroeg haar via Twitter hoe dat kwam: “Taylor, if you’re reading this, get at me on twitter and let me know.” Taylor Swift reageerde niet op Twitter, maar in de show Jimmy Kimmel Live!. Ze had het zelf helemaal niet doorgehad, maar was meer vloeken gaan opschrijven als reactie op de covid-pandemie.
In deze oefening lees je waarom de Nederlandse schrijver Jan-Willem Anker een klimaatroman (fictie) wil schrijven, terwijl het volgens hem veel gemakkelijker is om non-fictie (een zakelijke tekst) over dit onderwerp te schrijven.
Tekst 1: krantenartikel Trouw
Ik heb veel nagedacht over de vraag hoe klimaatliteratuur van mijn hand eruit zou kunnen zien. Met elk warmterecord dat verbroken werd, voelde ik de noodzaak des te heviger. Ik vond het vreselijk moeilijk. In Nederland waren er ook nauwelijks voorbeelden te vinden. Uiteraard is er wel klimaatfictie, ook wel cli-fi genoemd, maar die is vooral Engelstalig.
Het duurde tot eind 2015 voor ik de opwarming van het klimaat in een roman begon te verwerken, mijn tweede roman getiteld Vichy, die in 2017 verschenen is. Maar het is zeer de vraag of ik erin geslaagd ben zoiets als een klimaatroman te maken. Tijdens het schrijven van Vichy heb ik gemerkt dat schrijven over klimaatopwarming erg moeilijk is. Ik zal proberen uit te leggen waarom.
Allereerst vond ik het belangrijk weg te blijven bij de cli-ficlichés die ik vooral van films kende. Ik wilde recht doen aan de ervaring van iemand die bezig is zijn leven te leiden terwijl klimaatopwarming plaatsvindt. Dat betekende: geen rampen, geen Noordpool, geen toekomstverhaal over een Nederland dat volledig ondergelopen is, geen heroïsch avontuur. Integendeel, mijn roman moest zeer alledaags worden.
Vichy draait om Elmar, een wat zoekende figuur die zijn Frans wil opvijzelenverbeteren in Frankrijk om docent te worden op een middelbare school. Maar eigenlijk wil hij nog even de vrijheid vieren van de vrijgezelle man die hij al lang niet meer is. Zijn vriendin is zwanger. Ze staan op het punt een gezin te stichten. Maar als Elmar in Vichy aankomt, zucht de stad onder een ongekende droogte. Dat is trouwens geen verzinsel. Toen ik zelf in 2015 in Vichy was, beleefde Frankrijk zijn droogste zomer sinds 1959.
De droogte verbind ik de hele roman door aan de opwarming van het klimaat. Maar als achtergrond. Hiermee raak ik aan een fundamenteelbelangrijk probleem van klimaatfictie. Schrijvers schrijven eigenlijk altijd over mensen, met hooguit (andere) dieren in een bijrol. En die mensen bevinden zich op een bepaalde plek. De ruimte vormt doorgaans een achtergrond waartegen de gebeurtenissen zich afspelen. De ‘natuur’ is geen handelende instantie. Personages worden door hun omgeving gedragen, deze grijpt niet in. Als dit toch gebeurt, dan vinden we dat al snel onnatuurlijk. Maar bij klimaatverandering gaat de ruimte zelf meespelen! Het podium begint te schommelen: rivieren die overstromen, dijken die doorbreken, dieren in een bijrol. En die mensen bevinden zich op een bepaalde plek.
Een ander probleem is humor. Een hoge mate van hilariteitvrolijkheid beheerst het leven van Elmar, die ik neerzet als een lulletje-rozenwatereen slappe man. Ook hiermee blijf ik weg van het cli-figenre dat naar zijn aard nogal waarschuwend is. Wat ik niet wilde was een indirect leerstuk, met als subtekstboodschap: ‘Beter je leven, lezer, anders loopt het verkeerd met ons af!’
De alledaagsheid waarover ik eerder sprak, leverde tot slot nog een ander struikelblokprobleem op. Wie is de hele dag met klimaatopwarming bezig? Zelfs een klimaatwetenschapper neemt niet elke dag zijn werk mee naar huis. Je zou er mal van worden. In dit opzicht biedt mijn roman een schoolvoorbeeld van “je weet ervan, je bent je er bewust van, maar je doet zoveel mogelijk alsof er niks aan de hand is”. Makkelijk zat. Onze dagen zijn samengesteld uit van alles en nog wat: praktische bezigheden, nutteloze handelingen, gedachten, twijfels, verlangens en fantasieën. Daarover schrijf ik veel in Vichy. Dat leidt natuurlijk vreselijk af. Had ik mijn Elmar dan niet toch klimaatwetenschap als hobby moeten geven? Maar klimaatopwarming treft iedereen, evengoed als je niet deskundig bent of als je er niets van wilt weten.
Non-fictie
Is klimaat dan toch niet een beter onderwerp voor non-fictie? Grof gezegd tast non-fictie het bestaande af en is fictie een verbeelding van mogelijkheden. Een klimaatroman heeft dus wel degelijk veel te bieden. Essayist Fiep van Bodegom beweerde vorig jaar dat zo’n roman een verlangen moet opwekken dat ‘op een of andere manier met het voortbestaan van de wereld’ samenvalt. Ik vind dat een mooie gedachte. Maar welke wereld moet voortbestaan? Wie zijn wij en wie willen wij zijn terwijl onze wereld ingrijpend verandert? Dat zijn allemaal vragen die we met behulp van de literatuur zouden kunnen beantwoorden, al was het maar voor een deel.
Bron: ingekort fragment van
Je hebt de tekst gelezen. Schrijf nu kort op, of bespreek met een medeleerling en maak samen aantekeningen van dat gesprek:
- wat vond je ervan?
- wat was er nieuw voor je, wat begreep je misschien nog niet zo goed?
- wat heb je ervan geleerd?