In de verpleging werken veel meer vrouwen dan mannen, in de bouw is dat precies andersom. Bestaat er zoiets als typische vrouwenberoepen en typische mannenberoepen? En als die bestaan, komt dat dan omdat vrouwen en mannen van nature verschillen? Of omdat meisjes en jongens worden opgevoed met het idee dat er typische vrouwenberoepen en typische mannenberoepen bestaan?

Over die vragen wordt al eeuwenlang nagedacht. Veel gedachten zijn opgeschreven, zodat iedereen ze kan lezen: in kranten, in romans, in reclames. Op die manier zorgen taal en teksten ervoor dat bepaalde gedachten heel gewoon worden. Ze vallen je waarschijnlijk niet eens meer op. Of dacht je, toen je de woorden ‘mannenberoep’ en ‘vrouwenberoep’ las, meteen: ‘hè, wat? een mannenberoep, wat belachelijk?’

In dit Staaltje gaan we teksten lezen en opdrachten maken die je aan het denken zetten over ‘mannen- en vrouwenberoepen’: kan iedereen elk beroep kiezen dat ‘m leuk lijkt, of houdt iets ze tegen? Je vergelijkt twee recente nieuwsberichten (een nieuwsbericht van EenVandaag en de tekst van een NOS-filmpje) met een stukje uit de inleiding van een achttiende-eeuws liedboek, Economische liedjes (1781). Dat liedboek werd gemaakt door de beroemde schrijfsters Elizabeth Wolff en Agatha Deken. Ze vragen zich in alle liedjes af in welk beroep iedereen in Nederland het meest van nut is voor Nederland.

 

Tekst 1, fragment uit reportage van EenVandaag:

Lucy van Ostade is motorfietsmonteur. […] “Ik had een oproep geplaatst op social media voor een baan, en daarop reageerde een motorzaak: kom maar een dagje proefwerken en dan zien we wel. Zij gaven mij het vertrouwen dat ik dit kon.” […] Dat vertrouwen was heel belangrijk voor haar, vertelt Lucy, want er zijn ook zat mensen die haar adviseerden dat ze beter wat anders kon gaan doen. “Het is niet zo dat mannen van nature meer zelfvertrouwen hebben, maar de wereld geeft hen meer zelfvertrouwen in dit vakgebied.”

Bron: Margot Hoogerwerf en Esther Eikelenboom, ‘Mirjam, Lucy en Chantal kozen een baan in de techniek en merkten hoe moeilijk dat als vrouw vol te houden is’. Op: EenVandaag, 2 mei 2022.

 

Tekst 2, fragment uit een filmpje van NOS.nl:

Mag een vrouw de Tweede Kamer in of bijvoorbeeld burgemeester worden? Bij de jongerenafdeling van de SGP, een conservatief christelijke politieke partij, […] staan twee kanten lijnrecht tegenover elkaar. Ze zijn het niet eens over het ‘Vrouwenstandpunt’. [Jurrian van Ree, lid van de jongerenafdeling van de SGP:] ‘Dat zegt dat vrouwen niet actief mogen zijn in politieke functies. Enkele jongeren willen dat nu veranderen. […] In het verleden zijn bijbelteksten gebruikt om te onderbouwen dat vrouwen geen politieke functies zouden mogen hebben.’ Jurrian doelt hiermee op de tekst dat ‘de man het hoofd is der vrouw’. [Jurrian:] ‘Maar, volgens mij, als je zorgvuldig leest, gaan die teksten niet over politieke functies, en ze mogen dus ook niet zo gebruikt worden. De Bijbel laat zien dat mannen en vrouwen niet zonder elkaar kunnen.’

Bron: ‘SGP-jongeren verdeeld door vrouwen in de politiek’, 20 april 2021, NOS.

 

Tekst 3, fragment uit de inleiding van Economische liedjes (1781):

Er is niet van ons te verwachten dat wij de Fabrieken helpen verbeteren, door schrandere uitvindingen; dat wij voor de Koophandel nieuwe bronnen openen; dat wij voor de Zeevaart voordelige ontdekkingen doen; dat wij de Landbouwkunde uitbreiden; dat wij zandige Duinen en schrale Heide in liefelijke grasweiden herscheppen; Ineenstorting van grond voorkomen; Stromen en Rivieren in hun beddingen houden; of- de Haarlemmermeer helpen droogmalen: Dit zagen wij wél dat ons werk niet was. […]

zie daar! wij kunnen Rijmen; wij kunnen Verzenmaken! ’t Is waar, dat dit juist geen heel aanzienlijke bekwaamheid is; doch dat kunnen wij niet helpen. Elk moet wat doen ter bevordering van het algemene welzijn. Laten wij, in vredesnaam, die affaire opnemen, en, ter liefde van ons Vaderland, het Rijmwerk beginnen. Vechten, Pleiten of Preken, dat zal toch niet gaan: voor het eerste zijn wij, als een paar verlegen Vrouwen, echt bang; tot het tweede hebben wij geen roeping, en tot het derde hebben wij geen gaven genoeg: Maar, Rijmen! dat zal gaan.

Bron: Wolff, E. en A. Deken (1781). Economische liedjes. Den Haag: Isaac van Cleef, p. XI-XIII. DBNL.

Je hebt de teksten gelezen. Schrijf nu kort op, of bespreek met een medeleerling en maak samen aantekeningen van dat gesprek:

  1. wat vond je ervan?
  2. wat was er nieuw voor je, wat begreep je misschien nog niet zo goed?
  3. wat heb je ervan geleerd?
Staaltjes_respons