Hoe werkt het?

In elke proefopstelling doorloop je 5 stappen:

  1. De voorbereiding
  2. De instrumenten
  3. Het experiment
  4. De lakmoesproef
  5. Het vrije experiment

Noteer je antwoorden op de vragen op papier of in een Word-bestand.

Wat heb je nodig?

  • Pen en papier of een leeg Word-document
Ga naar stap 1

Stap 1: De voorbereiding

Wat onderzoeken literatuurwetenschappers aan literatuur over natuur?

Als je literatuur onderzoekt, doe je onderzoek naar iets cultureels: iets wat mensen geschreven hebben. Maar cultuur staat niet los van natuur. Al zo lang mensen schrijven, schrijven ze over hun band met de natuur. Die band kan religieus of spiritueel zijn, liefdevol of vol verwondering. Maar ook vol ontzag: natuur als iets waarvoor mensen bang zijn. Onder de noemer ‘ecokritiek’ onderzoeken literatuurwetenschappers de manieren waarop de natuur in teksten beschreven is. Ecokritiek beschrijft wat die teksten ons te vertellen hebben over hoe mensen naar de natuur kijken.

Want je gebruikt nooit zomaar woorden om de natuur te beschrijven, stellen literatuurwetenschappers. In het Nederlands gebruiken we bijvoorbeeld het woord ‘kasplantje’ voor iemand die in een coma ligt. In het Engels bestaat het vergelijkbare ‘vegetable’. Waarom gebruiken we een vergelijking met planten als we het over bewusteloze mensen hebben? In deze proef onderzoek je wat dit soort vergelijkingen zeggen over de manier waarop mensen planten zien en behandelen: als passief en futloos dus? Of zien we in de literatuur nog veel meer en andere manieren van kijken naar de natuur?

Waarom onderzoeken literatuurwetenschappers literatuur over natuur?

Doordat we steeds meer nadenken over de natuur, het ecosysteem, het klimaat, gaat ook de literatuur vaker over dit onderwerp. Vaak draaien discussies om de vraag hoe we niet-mensen in de natuur, zoals planten, bomen, dieren en rivieren, een stem zouden moeten geven. Zo bedacht filosoof Bruno Latour het politieke kunstproject ‘parlement van de dingen‘. In dat parlement zitten niet alleen leden die namens menselijke kiezers spreken, maar ook leden die de belangen van bomen, rivieren en woestijnen verdedigen. Het is een manier van denken die je uitdaagt: komen mensen niet automatisch voor hun eigenbelang op? Gaan we niet te gemakkelijk voorbij aan het belang van de natuur? Schrijven namens niet-mensen kan zo een vorm van activisme zijn: je geeft stem aan iets wat zichzelf anders niet in mensentaal laat horen.

Opdrachten

  1. Lees dit artikel over De verklaring van de rechten van de boom. In het Franse Lagerhuis werd deze verklaring in 2019 met een meerderheid aangenomen. Het document beschrijft de levensbehoeften en rechten van bomen.
  2. Met vijf andere klasgenoten vorm je nu een miniatuur-‘parlement van de dingen’. Jullie gaan tien minuten met elkaar in debat. Sommigen van jullie zullen niet-mensen vertegenwoordigen. Neem deze rol serieus en gebruik de verklaring waarover je eerder las als inspiratie. Wat zijn de rechten en levensbehoeften van de instantie die jij vertegenwoordigt? De stelling die jullie bespreken is:
  • Delen van Nederlandse bossen en akkers moeten worden geruimd, zodat er meer woningen kunnen worden gebouwd.

Kies één van de rollen uit deze lijst, of verzin er zelf een:

  • een voorzitter, die de orde bewaakt (verplicht)
  • een student die op zoek is naar een woning
  • een boer
  • een woningcorporatie
  • de akkergrond
  • graan op de akker
  • de bomen op de Veluwe
  • een eekhoorn uit de Veluwe
  • de regen
  • de schimmels in de bosgrond
  1. Bespreek met de klas: hoe lastig of makkelijk vonden jullie het om je in te leven in een niet-mens?

Je hebt nu een eerste verkenning van plantentaal gedaan. In de volgende stap ga je die plantentaal onderzoeken.

Stap 2: De instrumenten

Een vraag, instrumentarium en methode

Als je een antwoord wilt vinden op wetenschappelijke vragen, dan moet je weten wat precies je vraag is. In dit geval reiken we je de vraag aan: ‘Op wat voor manieren verbeelden mensen planten in de Nederlandstalige literatuur?’ Om die vraag te onderzoeken, heb je instrumenten nodig. In dit geval zijn die instrumenten termen, waarmee je precies kunt beschrijven wat je onderzoekt. Iedereen die met diezelfde termen onderzoek doet, kan kennis onderling uitwisselen en zo discussiëren en kennis vergroten. In deze proef gebruiken we de termen ‘antropomorfisme’, ‘agentschap’, en ‘logos’.

Antropomorfisme, agentschap en logos uitgediept

In de tweet onder deze tekst zie je een grapje over een oude boom die door een hek is gegroeid. Dat ziet er nogal gek uit. Het lijkt immers inderdaad alsof de boom een hapje heeft genomen uit dat hek. In werkelijkheid weten we dat die boom gedurende een langere periode eroverheen is gegroeid en dat bomen niet ‘eten’ zoals mensen dat doen en ook geen menselijke spraak hebben. In die zin kent de tekst ‘de boom zei hap’ menselijke eigenschappen toe aan iets wat niet menselijk is. Dat noemen we een antropomorfisme (antropos=mens, morf=vormen). Je komt het waarschijnlijk vaker tegen dan je denkt. Bijvoorbeeld in sprookjes waar de wolf een driedelig pak draagt, of in het Sprookjesbos, waar een boom met een mensengezicht in mensentaal sprookjes vertelt. Een antropomorfe verbeelding van planten is zowel iets om te bewonderen, als iets om kritisch op te zijn. Het kan er immers voor zorgen dat we empathie gaan voelen voor het niet-menselijke, maar het kan ook afleiden van de unieke niet-menselijke kwaliteiten.

De boom in dit voorbeeld wordt ook verbeeld als iets dat zelfstandig een actie kan ondernemen. Dat noemen we agentschap. Iemand of iets met agentschap is agentatief. Dat staat in contrast met de passieve verbeelding die je misschien van planten gewend bent. Bovendien kan de boom in dit voorbeeld zelf spreken. Daarmee is deze boom logos (=taal/woord/rede) toegekend. Het begrip ‘logos’ komt van de Griekse filosoof Aristoteles (c. 350 v. Chr.). Hij vond de mens een uitzonderlijk wezen, dat boven dieren en planten stond. De reden daarvoor: wij zouden als enige organisme onze rationele gedachten in logos kunnen omzetten. ‘Logos’ verwijst daarmee niet alleen naar de taal, maar ook naar de rationele en cognitieve processen erachter.

Het wood wide web
Het idee dat de mens als enige over logos zou beschikken, wordt steeds meer betwist. Zo blijkt uit recent wetenschappelijk onderzoek dat er ondergrondse communicatienetwerken bestaan tussen planten, bijvoorbeeld om elkaar voedingstoffen te geven, of elkaar te waarschuwen voor invasieve soorten en bosbranden. Die communicatie maakt het bos weerbaarder. Je zou kunnen zeggen dat door die wetenschappelijke kennis het agentschap van het bos steeds meer erkend wordt.

Antropomorfisme
Een niet-menselijk iets wordt beschreven met menselijke eigenschappen.

Agentschap
Het vermogen tot actie en zelfbeschikking. Iets met agentschap is ‘agentatief’.

Logos
Het vermogen om gedachten naar taal om te zetten.

Opdrachten

  1. Je gaat een analyse maken van een fragment uit de roman De Boom (2021) van Govert Derix. Hiervoor maak je gebruik van de in deze stap geïntroduceerde begrippen. Om duidelijk te begrijpen hoe Derix de natuur heeft verbeeld, lees je eerst twee artikelen. Het eerste artikel gaat over de wetenschappelijke bevindingen van de Duitse bosbeheerder Peter Wohlleben. Het tweede artikel legt uit hoe de communicatienetwerken van bomen en schimmels werken binnen het ecosysteem van een bos.
    1. Komt een boom bij de rechter – Lynn Berger
    2. Ondergronds gezwam. Hoe bomen surfen op het Wood Wide Web – Marc Siepman.
  2. Lees deze twee fragmenten uit De Boom. In het eerste fragment wordt óver bomen gesproken. In het tweede komt de boom zelf aan het woord.
  3. Schrijf in 250-350 woorden een analyse van deze fragmenten waarin je de verschillen tussen beide perspectieven (spreken over versus spreken door bomen) benoemt. Gebruik daarin de begrippen antropomorfisme, agentschap en logos. Maak ook gebruik van de kennis die je hebt opgedaan met de artikelen van Berger en Siepman.

Je hebt nu geleerd om de begrippen antropomorfisme, agentschap en logos te gebruiken in de analyse van literaire boomverbeeldingen. In de volgende stap ga je deze begrippen gebruiken in de analyse van een gedicht dat niet zo zeer activistisch is, maar waarin de grenzen tussen boom en mens lijken te vervagen.

Stap 3: Het experiment

Tijdens het experiment kun je zelf aan de slag met de instrumenten die je in de vorige stap hebt leren hanteren. In deze stap luister je naar een gedicht van de Iraans-Nederlandse auteur Sholeh Rezazadeh.

Opdrachten

  1. In dit radio-interview draagt Sholeh Rezazadeh een gedicht voor. Luister naar het gedicht, vanaf 4:50. Luister het nog een keer, en schrijf de tekst mee, zodat je de volgende opdrachten kunt maken.
  2. Maak een lijst met alle werkwoorden in dit gedicht. Schrijf erachter of je deze woorden typisch menselijk, of juist typisch voor bomen vindt, of dat ze allebei kunnen beschrijven.
  3. Beargumenteer of dit gedicht voor jou over een mens, of over een boom gaat. Gebruik het begrip ‘antropomorfisme’ in je antwoord.
  4. Wortelen is een typische eigenschap voor planten en bomen, maar wordt ook als metafoor voor mensen gebruikt.
    a) Wat betekent het als mensen ergens wortelen?
    b) Vergelijk de mogelijkheden tot wortelen van mensen en bomen. Welke van de twee soorten heeft meer agentschap?
    c) De auteur is geboren in Iran en woont nu in Nederland. Hoe zou je de boom in dit gedicht kunnen beschouwen als een symbool voor migratie?
  5. Hoe geeft dit gedicht taal of logos aan een boom? Gebruik een of meerdere citaten uit het gedicht in je antwoord.
  6. Wat wil de boom uit dit gedicht vertellen aan de lezer of luisteraar? Bespreek dit in een groepje.

 

Stap 4: De lakmoesproef

In de vorige stappen heb je onderzoek gedaan naar de verbeeldingen van bomen in hedendaagse literaire teksten. In deze stap, de ‘lakmoesproef’ ga je testen of de begrippen ook bruikbaar zijn voor het onderzoeken van een historische tekst.

We reizen terug naar de middeleeuwen en lezen een stukje uit het beroemde handschrift Der Naturen Bloeme (c. 1270). De auteur is Jacob van Maerlant, een Vlaamse dichter uit de dertiende eeuw. Je leest de hertaling door Herman Thys met de naam Over het mooiste van de natuur. De tekst is eigenlijk geen fictie, maar non-fictie: het is het best te vergelijken met een atlas of schoolboek biologie. In de middeleeuwen had men echter nog geen beschikking tot veel natuurwetenschappelijke kennis die we vandaag als ‘algemeen’ beschouwen. Veel werd dan ook zelf ingevuld, bijvoorbeeld met fantasiebeesten en –planten.

Opdrachten

  1. Lees nu onderstaand fragment uit Der naturen bloeme [Het mooiste uit de natuur]

Arbores Eden [Paradijsbomen]

Over de bomen van Eden spreken we als over een droom. Ze staan in het paradijs, want Eden betekent zoals we weten paradijs in het Hebreeuws. God plaatste ze volgens zijn wil en gebod op de verhevenste en edelste plaats van de aarde.

Jacobus van Vitry zegt dat de bomen die God daar zelf plantte bij de aanvang van de aarde geneeskrachtig zijn en ze zijn bij alle mensen onbekend, want het land ligt het verst naar het Oosten en zo’n ver land is echt onbereikbaar en het ligt tussen het paradijs en ons tranendal dat de mens zonder Adam nooit gekend zou hebben. Al zou men het kunnen bereiken, het is ommuurd met een wal van vuur die reikt tot aan de hemel. Van de vele bomen die er staan noemt de Heilige Schrift er slechts twee bij naam. De ene is de boom van onderscheid tussen goed en kwaad en daar overtrad Adam het gebod van de Heer onze God. De andere heet de levensboom en volgens de Schrift heeft hij zo’n kracht dat al wie van zijn vrucht zou eten zonder twijfel onsterfelijk zou worden.

  1. Wat opvalt aan dit fragment is dat Van Maerlant een bijzondere betekenis toekent aan deze beroemde bomen uit het Bijbelboek Genesis. Wat zijn de kenmerken van deze bomen? Geef een omschrijving in je eigen woorden.
  2. Nog altijd worden bijzondere betekenissen toegekend aan specifieke bomen. Zo zijn sommige bomen verbonden geraakt met specifieke historische gebeurtenissen. Voorbeelden zijn de kastanjeboom in de tuin van het Anne Frank-huis, de ‘boom die alles zag’, of de Oranjebomen. Kies één van deze bomen en vergelijk de boom van jouw keuze met de mythische bomen uit het fragment van Van Maerlant. Welke bijzondere kenmerken of betekenissen worden aan deze historische ‘herinneringsboom’ toegekend, en welke verschillen zie je (in termen van ‘antropomorfisme’, ‘agentschap’ en ‘logos’) met Van Maerlants beschrijving van de bomen uit de Hof van Eden? Schrijf een essay van 500 woorden waarin je een antwoord formuleert op deze vraag.

Stap 5: Het vrije experiment

Schrijfopdracht: monoloog vanuit een boom

Je gaat een monoloog schrijven vanuit het perspectief van een boom. Een monoloog is een betoog vanuit één spreker.

Je neemt de verantwoordelijkheid op je om namens een niet-mens te spreken. Denk goed na over jouw gebruik van:

  • Antropomorfisme
  • Agentschap
  • Logos

Opdrachten

  1. De tekst mag ongeveer 300 woorden zijn, maar dat is een richtlijn. Je kunt je opdrachten uit de vorige stappen opnieuw gebruiken voor het maken van jouw boomuitbeelding. Je kunt jezelf vragen stellen als:
  • Hoe zou een boom praten in mensentaal?
  • Wat voor boom is er aan het woord?
  • Wat zou een boom zeggen over mensen? Of heeft hij het helemaal niet over mensen?
  • Kan ik mijn kennis over bomen meenemen in zowel de vorm van de bomentaal, als in de inhoud van wat de bomen zeggen?
  • Kan mijn boom zelf keuzes maken?
  • Wat zou een boom belangrijk vinden om te zeggen?
  • Lijkt mijn boom op een mens? Waarom zou je dat wel/niet willen?
  1. Schrijf vervolgens in 150-200 woorden een reflectie op jouw verbeelding van een plantenperspectief. Ben je tevreden?

Mocht je deze opdracht leuk of interessant hebben gevonden, zijn dit nog extra lees- en kijktips:

Fictie:

Non-fictie: