Hoe werkt het?

In elke proefopstelling doorloop je 5 stappen:

  1. De voorbereiding
  2. De instrumenten
  3. Het experiment
  4. De lakmoesproef
  5. Het vrije experiment

Noteer je antwoorden op de vragen op papier of in een Word-bestand.

Succes!

Wat heb je nodig?

  • Pen en papier of een leeg Word-bestand
Ga naar stap 1

Stap 1: De voorbereiding

Misschien heb je bij het samenstellen van je leeslijst voor Nederlands wel eens gedacht: mag ik ook vertalingen van bijvoorbeeld Engelse boeken op die lijst zetten? Geen rare vraag, want het zijn vaak boeken in andere talen die veel invloed hebben in het Nederlandse taalgebied, dat voornamelijk bestaat uit Nederland, Vlaanderen, Suriname, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Zuid-Afrika en Caribisch Nederland. Kijk bijvoorbeeld naar de jaarlijkse Nobelprijs: die werd nog nooit toegekend aan een schrijver die in het Nederlands schreef – alleen Simon Vestdijk en Stijn Streuvels waren ooit genomineerd. Maar zodra de Nobelprijs is toegekend, liggen de etalages van boekwinkels in Nederland en Vlaanderen vol met boeken van de winnaar uit het buitenland.

In deze proef onderzoek je de redenen achter die focus op Nederlandstalige boeken bij het schoolvak Nederlands. Waarom en wanneer is ‘in het Nederlands of een variant daarvan geschreven’ een selectiecriterium geworden? En wat zijn de effecten van dat criterium? Hoe zou jouw leeslijst eruit zien als je andere criteria zou volgen?

Voor een antwoord op deze vragen moeten we eerst terug naar de negentiende eeuw. Dat was de eeuw van  opkomend nationalisme en natievorming in Europa. Nederland werd weer een eigen staat in 1813 en België volgde in 1830. Om dat proces van natievorming te stimuleren, greep men terug op een (verheerlijkt) nationaal verleden, een nationale taal en een literatuur die in die landstaal geschreven werd. Als onderdeel van dit proces werd tegen het einde van de negentiende eeuw het Standaardnederlands de voertaal op Nederlandse scholen en werd het Vlaamse onderwijs officieel tweetalig (Nederlands en Frans). Voor die tijd werden op Nederlandse scholen streektalen en dialecten gebruikt, en was het Frans dominant in de Vlaamse context. In die negentiende eeuw werd niet alleen de taal gestandaardiseerd. Ook het curriculum – wat kinderen op school leerden – werd meer en meer landelijk bepaald. Er kwamen toen ook vastomlijnde ideeën over wat kinderen moesten lezen bij het schoolvak Nederlands.

Opdrachten

  1. Lees de eerste alinea van dit korte artikel over de oorsprong van het schoolvak Nederlands in Nederland. Wat wordt er volgens jou bedoeld met het negentiende-eeuwse idee dat ’taal de collectieve afspiegeling van het volk’ is? Schrijf je eerste gedachten op en overleg daarna met een klasgenoot.
  2. Vind jij het negentiende-eeuwse idee dat ’taal de collectieve afspiegeling van het volk’ zou zijn een overtuigend argument voor de focus op Nederlandstalige literatuur in het schoolvak Nederlands vandaag de dag? Onderbouw je mening met tenminste twee argumenten.

Je hebt nu gezien dat de wortels van het schoolvak Nederlands in de negentiende eeuw liggen. Het literatuuronderwijs van vandaag heeft nog steeds te maken met de band tussen literatuur, taal en volk die toen werd verondersteld. In de volgende stap maak je kennis met drie begrippen waarmee je de relatie tussen een nationale literatuur en het onderwijs in de landstaal leert onderzoeken.

Stap 2: De instrumenten

Een vraag, instrumentarium en een methode

Als je een antwoord wilt vinden op wetenschappelijke vragen, dan moet je weten wat precies je vraag is. In dit geval reiken we je de vraag aan: ‘Waarom en hoe zou er bij het schoolvak Nederlands ook niet-Nederlandstalige literatuur gelezen kunnen worden?’ Om die vraag te onderzoeken, heb je instrumenten nodig. In dit geval zijn die instrumenten termen, waarmee je precies kunt beschrijven wat je onderzoekt. Iedereen die met diezelfde termen onderzoek doet, kan kennis onderling uitwisselen en zo discussiëren en kennis vergroten. In deze proef gebruiken we de termen ‘nationale literatuur’, ‘canon’ en ‘vergelijkende literatuurwetenschap’.

Nationale literatuur, canon en vergelijkende literatuurwetenschap uitgediept
Met de term ‘nationale literatuur’ wordt het idee aangeduid dat de literatuur van een land verbonden is met de landstaal (dat is: de officiële taal in een land). De kern van een nationale literatuur in de landstaal noemen we de ‘canon’: een groep van teksten die tot het beste van die nationale literatuur wordt gerekend. Deze canon leer je op school kennen. Maar die nationale literatuur is natuurlijk ook verbonden met literatuur uit andere landen en andere talen. Buiten school lees je misschien wel vooral vertalingen, Nederlandstalige schrijvers laten zich door anderstalige literatuur inspireren: op tal van manieren zijn we ook verbonden met anderstalige literaturen. De vergelijkende literatuurwetenschap doet onderzoek naar de manier waarop literatuur uit verschillende landen met elkaar verbonden is. Het doel van dat onderzoek is overeenkomsten en verschillen tussen literaire teksten uit verschillende talen beter te begrijpen.

Nationale literatuur
‘Een verzameling teksten waarvan de onderlinge samenhang gezocht wordt in de aanname dat ze in één bepaalde landstaal en (hoofdzakelijk) in één bepaald land geschreven zijn.’
Canon
‘Een verzameling teksten die in de loop der tijd tot de literatuur gerekend wordt op grond van erkenning van de (literaire) waarde ervan.’
Vergelijkende literatuurwetenschap
‘De bestudering van de samenhang tussen teksten in verschillende talen en uit verschillende landen.’

Opdrachten

De term ‘nationale literatuur’ lijkt duidelijk, maar in de praktijk is het voor veel literaire teksten moeilijk om te bepalen bij welke ‘nationale literatuur’ ze horen. Kijk bijvoorbeeld naar vertalingen: het zijn teksten die oorspronkelijk in een andere taal geschreven werden. Maar als ze in vertaling in een tweede taal heel populair worden, zou je ze ook tot de nationale literatuur van die tweede taal kunnen rekenen. We nemen de vertaling van De avonden (1947) van Gerard Reve als voorbeeld. De vertaling werd in 2016 gemaakt door Sam Garrett. In de opdrachten hieronder treed jij op als een ‘vergelijkend literatuurwetenschapper’.

  1. Lees onderstaand fragment uit De avonden, en de vertaling ervan in The Evenings. Vergelijk beide versies van de tekst en wijs twee plaatsen aan waar de vertaler in jouw ogen enigszins afwijkt van het Nederlandse origineel.

Zijn vader trok een boek uit de kast, ging weer op de divan liggen en woelde met zijn vrije hand door het haar. ‘Hoei boei, de kachel,’ zei zijn moeder. Ze keek in het vuur en zei:‘Hij brandt goed. Denk eraan, jullie, dat je hem zo laat staan. Met de ketel net ertussen.’ Ze deed voor, hoe de aluminium waterketel tegen de bovenkant van de vulklep gezet moest blijven, zodat deze een eindje open stond. ‘Anders vliegt alles er in een uur door,’ zei ze. Ze ging naar de keuken.
Frits keek op de klok. ‘Alles is verloren,’ dacht hij, ‘alles is bedorven. Het is tien minuten over drie. Maar de avond kan nog veel vergoeden.’

His father took a book from the shelf, went back and lay on the divan, running his free hand through his hair. ‘Oh heavens, the fire,’ his mother said. She peered into the stove, then said: ‘It’s burning nicely now. Mind, you two, that you leave it exactly like this. With the kettle just a little in between.’ She demonstrated how to balance the aluminium kettle against the top of the stove door, to keep it ajar. ‘Otherwise it will all burn up within the hour,’ she said, going into the kitchen.
Frits looked at the clock. ‘All is lost,’ he thought, ‘everything is ruined. It’s ten minutes past three. But the evening can still make up for a great deal.’

  1. Maakt het volgens jou uit of je een roman als De avonden in het Nederlands of het Engels leest? Noem een voorbeeld van een taal-afhankelijk aspect en een taal-onafhankelijk aspect van de tekst. Gebruik eventueel je bevindingen uit de eerste opdracht.
  2. In de bekende Engelse krant The Guardian verscheen een recensie, van deze vertaling van De avonden. Beschouwt de recensent, Tim Parks, Reves roman specifiek als een product van de Nederlandse nationale literatuur? Onderbouw je antwoord met minstens één citaat.

In deze stap heb je al een beetje gemorreld aan het idee dat boeken in de landstaal leidend zouden moeten zijn voor de literatuur die je bij het schoolvak Nederlands leest. Want is dat idee wel houdbaar als vertalingen net zo goed gelezen en gewaardeerd worden? De blik op de nationale Nederlandse literatuur kan ook nog wel op een andere manier verruimd worden. In de volgende stap ga je zelf onderzoek doen naar zowel historische als hedendaagse ideeën over deze kwestie.

Stap 3: Het experiment

In de eerste stap ontdekte je dat sommige ideeën over de betekenis van een nationale literatuur als de Nederlandse meer dan een eeuw oud zijn. Toch veranderen die ideeën natuurlijk ook. In deze stap vergelijk je twee visies op de nationale literatuur van twee hoogleraren Nederlandse letterkunde.

De eerste visie is van de eerste hoogleraar ‘Nederlandsche Letterkunde’, W.J.A. Jonckbloet. Hij werd in 1877 aangesteld aan de Universiteit Leiden en sprak bij die gelegenheid een rede uit onder de titel Het professoraat in de Nederlandsche taal en letterkunde. In deze rede maakte Jonckbloet duidelijk wat hij precies onder Nederlandse letterkunde verstond en wat volgens hem de maatschappelijke functie was van dat vakgebied.

De tweede visie is van Geert Buelens, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht. In de zomer van 2018 hield hij tijdens het congres van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) een lezing over manieren waarop de Nederlandse literatuur bestudeerd kan worden. Het gebeurt vaak dat die literatuur wordt opgedeeld in allerlei hokjes, zoals je waarschijnlijk ook voor je leeslijst doet. Hokjes als: toneel, romans, poëzie, historische Nederlandse literatuur en zo voort. Sommige hokjes mogen waarschijnlijk niet op je lijst: een hokje als ‘Nederlandstalige songteksten’ bijvoorbeeld. In de vorige stap probeerden we al wat nieuws door te suggereren dat een in het Engels vertaalde Nederlandse roman niet alleen tot de Nederlandse literatuur behoort, maar ook tot de Engelse. Om die reden zou je misschien ook populaire vertalingen van Engelse romans op jouw leeslijst voor Nederlands kunnen zetten. Maar we hebben eigenlijk alleen een nieuw hokje aan de lijst toegevoegd: ‘vertaalde literatuur die oorspronkelijk niet in het Nederlands geschreven werd, maar in het Nederlandse taalgebied wel een grote rol speelt’. Wat nu als we al die hokjes weglaten, en gaan kijken naar de manier waarop Nederlandse teksten uit alle hokjes samenhangen, en in verband staan met teksten uit andere landen?

Opdrachten

  1. Lees pagina 5 en 6 uit de lezing van Jonckbloet. Daarin beschrijft hij waarom het een ‘heuchelijke gebeurtenis’ is dat de Nederlandse taal en letterkunde nu een eigen hoogleraarspositie rijk is. Beschrijf in je eigen woorden wat volgens Jonckbloet de relatie is tussen de bestudering van de Nederlandse literatuur en de Nederlandse ‘nationaliteit’.
  2. Lees daarna pagina 15 uit de lezing van Jonckbloet. Beschrijf in je eigen woorden hoe de bestudering van de Nederlandse nationale literatuur er uit moet zien volgens hem. Is die bestudering gebonden aan de landsgrenzen van het Nederlandse taalgebied?
  3. Lees de eerste vier alinea’s uit de lezing van Buelens. Beschrijf in je eigen woorden wat zijn visie is op de relatie tussen de neerlandistiek (dat is: de studie van Nederlandse taal en cultuur) en de Nederlandse nationaliteit (of wat die relatie vooral niet moet zijn). Deze visie kun je afleiden uit zijn kritiek op minister Van Engelshoven.
  4. Lees dit fragment uit de IVN-lezing van Geert Buelens over de Vlaamse toneelschrijver en regisseur Tone Brulin. In dat fragment beschrijft Buelens waar Brulin actief is geweest. In het fragment heeft Buelens het over ‘mondiale neerlandistiek’. Hoe zou je ‘mondiale neerlandistiek’ omschrijven, gezien het voorbeeld van Brulin?
  5. Elders in zijn lezing spreekt Buelens over een ‘internationale vergelijkende neerlandistiek’. Hoe wijkt deze vorm van neerlandistiek volgens jou af van wat de vergelijkende literatuurwetenschap doet?
  6. Noem een overeenkomst en een verschil tussen de invulling van de Nederlandse letterkunde volgens Jonckbloet aan de ene kant en Buelens aan de andere kant.

Stap 4: De lakmoesproef

Nu je twee verschillende visies op de bestudering van de Nederlandstalige literatuur hebt onderzocht, ga je in deze stap in debat over de focus op Nederlandstalige literatuur bij het schoolvak Nederlands. Door met elkaar te discussiëren, formuleer je een eigen standpunt over deze kwestie. Je gaat in groepjes van vier discussiëren over de volgende stelling:

Het is goed dat we bij Nederlands alleen literatuur lezen die oorspronkelijk in het Nederlands geschreven werd.

Opdrachten

Verdeel je groepje in twee duo’s. Het eerste duo zal in het debat argumenten vóór de stelling aandragen, en het tweede duo geeft tegenargumenten. Jullie formuleren die argumenten op basis van wat jullie in de stappen 1 t/m 3 onderzocht hebben. Ga als volgt te werk:

  1. Schrijf met je partner zo veel mogelijk argumenten op een blaadje en verzin overtuigende voorbeelden om je argumenten te ondersteunen. Verdeel vervolgens de argumenten onderling en spreek af wie welk argument naar voren zal brengen in het debat. Hiervoor krijg je 15 minuten.
  2. Aan het begin van het debat krijgt het eerste duo 2 minuten (1 minuut per persoon) de tijd om de stelling te verdedigen.
  3. Daarna krijgt het tweede duo 2 minuten (1 minuut per persoon) de tijd om de stelling te verwerpen.
  4. Vervolgens krijgt het eerste duo 5 minuten om op de argumenten van de tegenpartij te reageren.
  5. Tot slot krijgt het tweede duo 5 minuten om op de argumenten van de vóórpartij te reageren.

 

In deze stap heb je je gemengd in de discussie over wat er wel en niet als literatuur gelezen mag worden bij het schoolvak Nederlands. Je deed dat door je eerst te verdiepen in de discussie over wat Nederlandse literatuur precies is.

Stap 5: Het vrije experiment

In deze stap schrijf je een betoog voor je docent Nederlands waarin je beargumenteert waarom de roman A Little Life (2015), van de Amerikaanse schrijfster Hanya Yanagihara, wel of niet op de leeslijst van Nederlands mag worden gezet.

Opdrachten

  1. Je argumenten in dit betoog ontleen je aan eigen onderzoek naar de manier waarop deze roman door het Nederlands toneelgezelschap Toneelgroep Amsterdam een andere vorm heeft gekregen. Hoe maakt die andere vorm dat A Little Life nu ook tot de Nederlandse literatuur kan worden gerekend, en wat wint het schoolvak erbij door ook dit soort werken op de leeslijst toe te laten? Of waarom is het in jouw ogen juist niet zinvol om deze tekst ook tot de Nederlandse literatuur te rekenen? Plaats je betoog waar nodig en waar mogelijk tegen de achtergrond van de ideeën over de leeslijst Nederlands die je in stap 1 tot en met 4 leerde kennen.

Wil je meer onderzoek doen naar dit onderwerp, of ben je benieuwd naar andere mogelijkheden voor het schrijven van een profielwerkstuk over literatuur? Klik dan op de knop ‘Profielwerkstuk’ hieronder.