Spelregels

In deze leesclub discussieer je met een groepje van 4 tot 6 lezers over Het gym van Karin Amatmoekrim. Je doet dat aan de hand van kaartjes met vragen over de tekst. De leesclub begint met een korte inleiding, die een van de spelers voorleest. Daarna volgen 4 rondes:

  1. Ronde 1 bestaat uit 5 quizvragen over de tekst. Een van de spelers leest de vragen voor en alle spelers (inclusief voorlezer) schrijven hun antwoorden op een blaadje. Na het omdraaien van de laatste vraag verschijnen de juiste antwoorden in beeld. Daarna berekent iedereen zijn score.
  2. Ronde 2 is een algemeen vragenrondje over de tekst: de spelers benoemen om de beurt wat ze onduidelijk vonden en proberen samen een antwoord te vinden. Als de grootste onduidelijkheden opgelost zijn, begint ronde 3.
  3. Degene met de meeste goede antwoorden op de quizvragen mag als eerste een kaartje van de discussievragen omdraaien van een stapel naar keuze. Hij of zij geeft antwoord op de vraag, waarna de rest mag reageren. Vervolgens kiezen de overige spelers om de beurt een kaartje van een van beide stapels. Als een discussievraag herhaalt wat eerder in het gesprek al aan bod gekomen is, mag de speler die aan de beurt is een volgende kaart omdraaien. Dit gaat zo door totdat alle kaartjes omgedraaid zijn.
  4. Aan het einde van de discussie komen de spelers samen tot een oordeel over de tekst. In ronde 4 geven ze een oordeel uitgedrukt in sterren en motiveren zij hun keuze.

Inleiding

‘Met een flauwe glimlach om zijn lippen ging hij verder: “Best interessant, eigenlijk. Voor iedereen hier, om te zien hoe jij woont. In de wijk. We zouden er best eens een excursie van kunnen maken. Sociale woningbouw van dichtbij bekeken, zoiets. Dan kan jij ons een rondleiding geven. Wat zeg je d’r van?”

Hij keek haar aan, lachend. Ze werd duizelig en misselijk tegelijk, maar ze liet zijn ogen niet los. Hij lachte hardop, legde zijn hoofd in zijn nek. Hij dacht dat hij al gewonnen had, besefte ze.’ (p. 212)

Het gym is een roman van Karin Amatmoekrim over de Surinaamse Sandra, die als enige uit haar wijk naar het zelfstandig gymnasium zal gaan. Het ‘gennasium’, zoals de school in de wijk wordt genoemd, is voor kakkers. Daar heeft een ‘allochtoon’ kind volgens de mensen in de wijk niets te zoeken. Alles op het gym is anders dan ze gewend is. Ze wordt lastiggevallen door een klasgenoot en ze weet niet hoe ze moet omgaan met de ‘kakkers’ die ze nu vrienden noemt. De wereld van haar oude vrienden in de wijk staat tegenover de wereld van het gym. Een van haar klasgenoten maakt het haar erg moeilijk. Sandra vecht voor een plekje in deze nieuwe wereld die zulke andere regels volgt dan de wereld die ze gewend was.

Ronde 1: Quiz



Quizvraag

1. Hoe heten Sandra’s vriendinnen uit ‘de wijk’?

2. Welk bijbaantje heeft Sandra?

3. Hoe heet de klasgenoot die Sandra lastigvalt?

4. Sandra moet wennen aan voor haar vreemde gewoontes van haar nieuwe vriendinnen, Mirte, Nienke en Renske. Welke zijn dat?

  1. één keer per week haren wassen, geen groenten eten, weinig tv kijken
  2. geen nieuwe kleren kopen, geen handen wassen na het plassen, weinig tv kijken
  3. één keer per week haren wassen, geen handen wassen na het plassen, weinig tv kijken

5. Sandra’s fiets is stuk en daarom moet ze met de bus. Waarom weigert Sandra het aanbod van Dirk Jan om haar achterop zijn fiets thuis te brengen?

Antwoorden

  1. Tanya en Chantal
  2. Ze heeft een krantenwijk.
  3. Bart Willink
  4. Antwoord 3: één keer per week haren wassen, geen handen wassen na het plassen, weinig tv kijken
  5. Ze wil niet dat hij ziet in welke wijk en in welk huis ze woont.

Ronde 2: Vragenrondje

Wat vond je onduidelijk in Het gym, wat begreep je niet zo goed? Formuleer om de beurt een vraag over de tekst en probeer samen tot een antwoord te komen.

Ronde 3: Discussie



Feest der herkenning?

Kaart 1/8 - Feest der herkenning?

In welk personage herken jij jezelf het meest? Leg uit aan de hand van een in het boek beschreven situatie.

Kaart 2/8 - Feest der herkenning?

Een van de buurvrouwen, de moeder van een van Sandra’s vriendinnen, zegt dat het gymnasium veel te moeilijk is voor Sandra. Ze komt immers uit de wijk. Sandra’s moeder wordt heel boos om deze uitspraken. Herken jij bepaalde verwachtingen over jouw toekomst in jouw omgeving? Hoe ga je daarmee om?

Kaart 3/8 - Feest der herkenning?

Sandra’s moeder maakt haar dochter duidelijk dat ze echt haar best moet doen op het gymnasium, want het is een dure school. Als jij dit telkens zou horen van een van je ouders, hoe zou je dan reageren? Kun je begrip opbrengen voor Sandra’s moeder? Leg uit waarom (niet) en verwijs naar passages uit het boek.

Kaart 4/8 - Feest der herkenning?

Als Sandra’s pester wordt geschorst, vindt ze het lastig om de situatie uit te leggen aan Tanya, haar vriendin uit de wijk. Tanya is verbaasd dat Sandra niet is geschorst, want zíj is toch gaan vechten? Kun je je Tanya’s reactie voorstellen? Waarom wel/niet?

Kaart 5/8 - Feest der herkenning?

In een interview met Robert Vuijsje (Kaaskoppen, 2016) zegt Karin Amatmoekrim over de wijk in IJmuiden waarin ze opgroeide: ‘In Zeewijk kende iedereen elkaar. Het was die echte Hollandse cultuur, zoals je die in de grote steden niet ziet.’ Waarom zou ze de sfeer in Zeewijk ‘echt Hollands’ noemen? Herken jij die cultuur in je eigen omgeving? Licht toe met een voorbeeld.

Kaart 6/8 - Feest der herkenning?

Amatmoekrim stelde in een opiniestuk dat het in buitenlandse boeken vanzelfsprekend is dat het gaat over de verandering van de culturele samenstelling van de maatschappij, maar niet in Nederlandse romans. Vind jij het belangrijk om boeken over dit onderwerp te lezen? Waarom wel/niet?

Kaart 7/8 - Feest der herkenning?

In samenwerking met Amatmoekrim schreef kunstenaar Brian Elstak het kinderboek Tori, waarin de hoofdpersonen nadrukkelijk niet wit zijn. Wat denk jij, zou het belangrijk zijn om je te kunnen identificeren met een personage van vergelijkbare afkomst als jijzelf? Of zijn andere zaken belangrijker? Waarom (niet)?

Kaart 8/8 - Feest der herkenning?

Sandra schaamt zich voor veel dingen, zoals de wijk waar ze woont en het feit dat haar moeder met contant geld komt betalen op school. Welke voorbeelden van schaamte vind je nog meer in het boek? Welke vind jij het meest herkenbaar, voor jezelf of in je omgeving? Kun je hier op een andere manier naar kijken, naar aanleiding van het boek?

Feest der herkenning?

Dit was het laatste kaartje!



Stof tot nadenken?

Kaart 1/8 - Stof tot nadenken?

Lees het fragment uit de inleiding nog eens. Wat zeggen dit voorstel en de reactie daarop over de afstand tussen Sandra’s oude en nieuwe leefwereld?

Kaart 2/8 - Stof tot nadenken?

‘De zomer hing als een muffe vaatdoek tussen de flats van de wijk’ (p. 9). Zo begint Het gym. Het eerste fragment beschrijft onder meer de omgeving waarin Sandra opgroeit. Welk effect heeft de ruimte op het verhaal?

Kaart 3/8 - Stof tot nadenken?

Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van Sandra. Welk effect heeft dit? Wiens perspectief zou jij nog meer willen leren kennen en waarom? Welke passages zou je met name vanuit een ander personage willen lezen?

Kaart 4/8 - Stof tot nadenken?

Sandra heeft een aantal vriendinnen in ‘de wijk’. Beschrijf hoe dit vriendinnenclubje met elkaar omgaat aan de hand van een passage uit het boek. Gaat Sandra anders met haar schoolvriendinnen om? Beargumenteer met voorbeelden.

Kaart 5/8 - Stof tot nadenken?

Het motto van het boek is ‘Jugend, Jugend. “Nicht zu haben.” Ik las dat in het Paradijs geen spiegels waren’ van Menno Wigman. In een ideale wereld zouden er volgens dit motto geen spiegels zijn. Bij welk(e) personage(s) past deze uitspraak het meest en waarom?

Kaart 6/8 - Stof tot nadenken?

Het gym wordt ook wel een coming-of-age-roman of Bildungsroman genoemd: een roman over het volwassen worden van iemand. Zien jullie dat ook zo? En waarom?

Kaart 7/8 - Stof tot nadenken?

Deze roman gaat onder andere over het leven in of tussen verschillende groepen. Welke thema’s zijn volgens jou nog meer belangrijk in dit boek? Welke vind jij het belangrijkst? Beargumenteer aan de hand van passages uit het verhaal.

Kaart 8/8 - Stof tot nadenken?

Amatmoekrim heeft zich sterk gemaakt voor meer zichtbaarheid van verschillende culturele achtergronden in de literatuur, bijvoorbeeld door de keuze van hoofdpersonen. Ze vindt dat schrijvers zich bewust moeten zijn van stereotypes. Hoe gaat Amatmoekrim zelf om met stereotypes in Het gym? Licht je antwoord toe met een voorbeeld uit de tekst.

Stof tot nadenken?

Dit was het laatste kaartje!

Ronde 4: Oordeel

Geef Het gym samen een waardering uitgedrukt in sterren. Beargumenteer vervolgens jullie keuze. Wat vonden jullie goed en wat juist minder goed? Heeft de discussie jullie individuele oordeel veranderd, en zo ja, hoe? Probeer voorbeelden en argumenten te halen uit jullie reacties op de discussievragen.

Heb je zelf een goede discussievraag die nog niet gesteld is? Vul die dan in, dan voegen wij de vraag aan een van de stapeltjes toe.

Leesclubs_respons