Spelregels
In deze leesclub discussieer je met een groepje van 4 tot 6 lezers over Cliënt E. Busken van Jeroen Brouwers. Je doet dat aan de hand van kaartjes met vragen over de tekst. De leesclub begint met een korte inleiding, die een van de spelers voorleest. Daarna volgen 4 rondes:
- Ronde 1 bestaat uit 5 quizvragen over de tekst. Een van de spelers leest de vragen voor en alle spelers (inclusief voorlezer) schrijven hun antwoorden op een blaadje. Na het omdraaien van de laatste vraag verschijnen de juiste antwoorden in beeld. Daarna berekent iedereen zijn score.
- Ronde 2 is een algemeen vragenrondje over de tekst: de spelers benoemen om de beurt wat ze onduidelijk vonden en proberen samen een antwoord te vinden. Als de grootste onduidelijkheden opgelost zijn, begint ronde 3.
- Degene met de meeste goede antwoorden op de quizvragen mag als eerste een kaartje van de discussievragen omdraaien van een stapel naar keuze. Hij of zij geeft antwoord op de vraag, waarna de rest mag reageren. Vervolgens kiezen de overige spelers om de beurt een kaartje van een van beide stapels. Als een discussievraag herhaalt wat eerder in het gesprek al aan bod gekomen is, mag de speler die aan de beurt is een volgende kaart omdraaien. Dit gaat zo door totdat alle kaartjes omgedraaid zijn.
- Aan het einde van de discussie komen de spelers samen tot een oordeel over de tekst. In ronde 4 geven ze een oordeel uitgedrukt in sterren en motiveren zij hun keuze.
Inleiding
1. ‘Mijn vele gedachten houd ik strak geordend om er niet in te verdwalen, anders word ik dement en kan ik niet meer over mijn eigen geld beschikken.’
2. ‘Die handen door mijn haar hebben geen bedaring in de slingerbeweging van mijn hoofd werkgesteld, gestellingwerkt, bewerkstelligd, ik raak doorschuddeld in de war te midden van al dit mij hier omringende volk, integraal bejaard en idioot, dat in de pas wordt gehouden door andersoortig idiotengespuis hier aanwezig.’
Cliënt E. Busken beschrijft een dag uit het leven van een oude man in een verzorginstelling. Hij zit stil, opgesloten in zijn rolstoel op een afdeling en veel gebeurt er niet: hij wordt naar buiten gereden, weer naar binnen, er wordt een barbecue voorbereid en hij wordt verzorgd. Maar zijn binnenwereld is alles behalve stil. Woedende gedachten over zijn situatie, de andere patiënten en het zorgpersoneel volgen elkaar in rap tempo op, afgewisseld door een stroom aan herinneringen en overpeinzingen.
Jeroen Brouwers won de belangrijke Libris Literatuurprijs voor deze roman, die zich kenmerkt door het creatieve, heel vrije en originele taalgebruik. In deze leesclub bespreek je de verschillende kanten van dat taalgebruik en het effect ervan. Ook probeer je je in te leven in deze nukkige man: wat betekent het om af te takelen en de controle over je leven te verliezen?
Ronde 1: Quiz
Quizvraag
1. Op wat voor soort papier schrijft Busken het liefst?
2. In wat voor fabriek heeft Busken vroeger gewerkt?
3. Hoe heet de verpleegster met de lage stem?
4. Hoe moet Busken laten weten dat hij naar de wc moet?
5. Wat voor werk deed Mieneke Kalckbrander in Hollywood?
Antwoorden
1. Faxrollen.
2. Een knopenfabriek.
3. Moniek.
4. Door op een fluitje te blazen.
5. Ze was handacteur.
Ronde 2: Vragenrondje
Wat vond je onduidelijk in Cliënt E. Busken, wat begreep je niet zo goed? Formuleer om de beurt een vraag over de tekst en probeer samen tot een antwoord te komen.
Ronde 3: Discussie
Feest der herkenning?
Kaart 1/8 - Feest der herkenning?
Busken zit op een gesloten afdeling van een instelling. Ben je zelf wel eens op zo’n plek geweest, of in een ander zorgcentrum voor ouderen? Hoe was dat, in vergelijking met de plek in de roman?
Kaart 2/8 - Feest der herkenning?
Busken is duidelijk ziek. Wat er precies met hem aan de hand is komt de lezer niet te weten, ook zichzelf probeert hij voor te houden dat hij fysiek en mentaal nog tot van alles in staat is. Waarom zou iemand een nare situatie hardnekkig ontkennen? Heb je dat zelf wel eens gedaan?
Kaart 3/8 - Feest der herkenning?
Busken weigert te praten sinds hij is opgenomen. Kun je dat begrijpen, als je je inleeft in zijn situatie?
Kaart 4/8 - Feest der herkenning?
Het boek bestaat uit een gedachtestroom waarin allerlei indrukken en herinneringen elkaar snel opvolgen. Deze verteltechniek wordt wel een stream of consciousness genoemd. Ben je zoiets eerder tegengekomen? Lijkt het op hoe je zelf nadenkt?
Kaart 5/8 - Feest der herkenning?
Lees nogmaals citaat 1 in de inleiding. Busken wil zijn gedachten geordend houden. Slaagt hij daarin volgens jou? Probeer je zelf wel eens je gedachten bewust te ordenen, en lukt dat je dan goed?
Kaart 6/8 - Feest der herkenning?
Taal speelt een belangrijke rol in het boek. In de woordkeus zijn discussies over racisme en gender te herkennen: zeg je ‘wit’ of ‘blank’, en ‘verpleger/verpleegster’ of het genderneutrale ‘verplegende’? Zie je dit soort taalontwikkelingen in je eigen omgeving ook terug, en wat vind je ervan?
Kaart 7/8 - Feest der herkenning?
Busken moet als oude man op een bepaalde manier terug naar zijn kindertijd: hij moet een luier aan, anderen bepalen regels voor hem en het ziet ernaar uit dat hij ook wettelijk zijn recht eigen beslissingen te nemen verliest. Waarin zitten de verschillen tussen de eerste en laatste fase van je leven?
Kaart 8/8 - Feest der herkenning?
Aan het eind van de roman is één ding zeker over E. Busken: hij is extreem eigenwijs. Kun je je daarin herkennen, of inleven in zijn situatie?
Feest der herkenning?
Dit was het laatste kaartje!
Stof tot nadenken?
Kaart 1/8 - Stof tot nadenken?
Het afkicken (‘afkikkeren’) van drank en roken hoort bij de opname, maar Busken ziet daar het nut niet van in. Waarom niet? Ben je het met hem eens?
Kaart 2/8 - Stof tot nadenken?
Het boek staat vol met nieuwgevormde woorden (zoals afkikkeren) en verhaspelingen. Waarom zou daarvoor gekozen zijn? Kun je uitleggen wat er gebeurt in je hoofd bij het lezen van zulke verhaspelingen: ga je daardoor anders lezen?
Kaart 3/8 - Stof tot nadenken?
Lees citaat 2 in de inleiding aandachtig. Wat staat hier precies? Denk je dat Busken terecht de schuld van zijn verwarring afschuift op de mensen in zijn omgeving?
Kaart 4/8 - Stof tot nadenken?
De lezer ziet Buskens wereld vanuit zijn eigen hoofd. Denk je dat hij een betrouwbaar beeld geeft van die wereld? Wat van zijn gedachten en herinneringen is mogelijk wel betrouwbaar, en wat niet volgens jou, en waarom?
Kaart 5/8 - Stof tot nadenken?
Busken denkt terug aan zijn geweldige carrière, als beroemd man van grote prestaties, maar wat hij precies deed is niet duidelijk. Waarom denk je dat hij zichzelf zo ophemelt? Geloof je hem?
Kaart 6/8 - Stof tot nadenken?
Kijk nogmaals terug naar citaat 1. Het ordenen van zijn gedachten en de grootheidswaanzin van Busken kun je zien als compensatie voor zijn aftakeling. Denk je dat dit hem helpt controle te houden over zijn situatie? Waarom?
Kaart 7/8 - Stof tot nadenken?
Busken is een voorbeeld van een onder dwang opgenomen patiënt – hij had geen keuze. Vind je dat in zijn geval terecht? Waarom wel of niet?
Kaart 8/8 - Stof tot nadenken?
Wanneer er sprake is van ‘uitzichtloos lijden’ kunnen patiënten soms met behulp van een arts voor een zelfgekozen dood kiezen. Busken wil niet meer leven – denk je dat in zijn geval sprake is van uitzichtloos lijden?
Stof tot nadenken?
Dit was het laatste kaartje!
Ronde 4: Oordeel
Geef Cliënt E. Busken samen een waardering uitgedrukt in sterren. Beargumenteer vervolgens jullie keuze. Wat vonden jullie goed en wat juist minder goed? Heeft de discussie jullie individuele oordeel veranderd, en zo ja, hoe? Probeer voorbeelden en argumenten te halen uit jullie reacties op de discussievragen.
Heb je zelf een goede discussievraag die nog niet gesteld is? Vul die dan in, dan voegen wij de vraag aan een van de stapeltjes toe.