Spelregels

In deze leesclub discussieer je met een groepje van 4 tot 6 lezers over Noem geen namen van Astrid Sy. Je doet dat aan de hand van kaartjes met vragen over de tekst. De leesclub begint met een korte inleiding, die een van de spelers voorleest. Daarna volgen 4 rondes:

  1. Ronde 1 bestaat uit 5 vragen over het verloop van verhaal. De spelers draaien om de beurt een kaartje om en geven antwoord op de vraag. Daarna mogen andere spelers reageren.
  2. Ronde 2 is een vragenrondje waarin elke speler een vraag mag formuleren aan een van de personages.
  3. Ronde 3 is de discussieronde. In deze ronde draaien de spelers om de beurt een kaartje om van een stapel naar keuze. Hij of zij geeft antwoord op de vraag, waarna de rest mag reageren. Vervolgens kiezen de overige spelers om de beurt een kaartje van een van beide stapels. Als een discussievraag herhaalt wat eerder in het gesprek al aan bod gekomen is, mag de speler die aan de beurt is een volgende kaart omdraaien. Dit gaat zo door totdat alle kaartjes omgedraaid zijn.
  4. Aan het einde van de discussie komen de spelers samen tot een oordeel over de tekst. In ronde 4 geven ze een oordeel uitgedrukt in sterren en motiveren zij hun keuze.

Inleiding

‘“Op een doodnormale dag stond ik op als Louis Beekman. Ik las de krant en ging studeren als Louis Beekman en dronk een biertje als Louis Beekman. Ik ging slapen als Louis Beekman. Maar de volgende dag werd ik wakker en las ik in de krant dat ik niet meer Louis Beekman was, maar een jood. En verder niets,” zei Pim.’ (p. 14-15)

Het is het jaar 1942 en Nederland is bezet door de Duitsers. De schouwburg in Amsterdam fungeert als ‘verzamelpunt’ voor joodse mensen die wachten totdat zij op transport zullen gaan. Tijdens de wachtperiode worden hun kinderen ondergebracht in de joodse Crèche tegenover de schouwburg. De joodse jonge vrouwen Rosie en Judith verzorgen de kinderen.

Ondertussen leeft ook Kaat niet meer haar eigen studentenleven. Via vrienden komt ze in het verzet terecht. Met hulp van onder anderen Rosie en Judith haalt ze honderden kinderen uit de Crèche en brengt ze ze onder te brengen in andere gezinnen. Zo voorkomen ze dat de kinderen op transport worden gezet.

In deze leesclub ga je in op de rol van verzetshelden in de oorlog en denk je na over de spagaat waarin Rosie en Judith zich bevinden. Je discussieert over de moed die de drie jonge vrouwen hebben gehad en over het onrecht waarmee zij worden geconfronteerd.

Ronde 1: Grip op het verhaal



Grip op het verhaal

1. Wat wordt de taak van Rosie en Judith nadat de Crèche is overgenomen door de Duitsers?

2. Om te voorkomen dat baby David op transport moet, doet Rosie iets bijzonders. Wat doet ze?

3. Waarom werden Theun en Kaat niet gesnapt door de Gestapo en de rest van de verzetsgroep wel?

4. Wie heeft Kaat en Josephine verraden?

5. Wat is er uiteindelijk gebeurd met Theun?

Dit was het laatste kaartje!

Antwoorden
1. Ze moeten kinderen klaarmaken voor transport.
2. Ze geeft een pop mee.
3. Ze kwamen te laat op de vergadering.
4. mevrouw Schutte
5. Hij is gefusilleerd in Vught.

Ronde 2: Vragenrondje

Hieronder staan verschillende fragmenten uit het boek. Kies allemaal één fragment. Bedenk en noteer een vraag die je aan een van de personages zou willen stellen. Probeer samen antwoord te geven op die vraag.

  • Rosie moet sterren op haar kleren naaien: ‘Rosie, kun…Izaak haar.’ (p. 23-24)
  • Rosie ontdekt wat haar vader doet: ‘Het was…naar werkkampen.’ (p. 49-51)
  • Kaat ziet een razzia: ‘Kaat stak…vrouw wanhopig.’ (p. 54-56)
  • Rosie gaat voor het eerst de schouwburg in: ‘Eenmaal binnen…eindelijk weghalen.’’ (p. 66-67)
  • Rosie moet Koos meegeven op transport: ‘Waar zijn…langzaam weg.’ (p. 141-142)
  • Rosie wordt op transport gezet: ‘‘Stilte!’ brulde…allemaal goed.’’ (p. 249-250)
  • Kaat komt aan in Ravensbrück: ‘De bewaaksters…blik steunen.’ (p. 292-294)

Ronde 3: Discussie



Feest der herkenning?

Kaart 1/8 - Feest der herkenning?

Zou jij, net als Rosie, toneelspelen en je sterker voordoen dan je bent wanneer je met Esther de sterren op de kleren naait? Leg je antwoord uit.

Kaart 2/8 - Feest der herkenning?

Zou jij, net als Rosie en Judith, de taak hebben geaccepteerd om joodse kinderen klaar te maken voor het transport? Waarom (niet)? Leg je antwoord uit.

Kaart 3/8 - Feest der herkenning?

Wanneer Rosies ouders opgepakt worden, voelt Rosie zich schuldig. Ze was namelijk niet thuis. Snap je haar schuldgevoel? Leg je antwoord uit.

Kaart 4/8 - Feest der herkenning?

“Toch geloof ik niet dat hun echt iets wordt aangedaan,’ zei Kaat toen beslist. ‘De strafgevallen misschien, maar de rest… Dat kan gewoon niet.’’ (p. 253) In hoeverre geloof je dat men toen echt niet wist wat er in de concentratiekampen gebeurde? Leg je antwoord uit.

Kaart 5/8 - Feest der herkenning?

Zou jij je in zo’n kamp als Ravensbrück aan de regels houden? Leg je antwoord uit.

Kaart 6/8 - Feest der herkenning?

‘Uiteraard, uiteraard… In oorlogstijd kan alles.’ (p. 33) Vind jij ook dat in oorlogstijd alles kan? Leg je antwoord uit.

Kaart 7/8 - Feest der herkenning?

‘Maar Kaat was gewend geraakt aan de geur van de dood.’ (p. 337) Denk je dat je aan zo’n geur kunt wennen? Leg je antwoord uit.

Kaart 8/8 - Feest der herkenning?

Kaat zegt tegen Theun: ‘Is een leven met spijt niet beter dan geen leven?’ (p. 181) Wat vind jij? Leg je antwoord uit.

Feest der herkenning?

Dit was het laatste kaartje!



Stof tot nadenken?

Kaart 1/8 - Stof tot nadenken?

Lees nogmaals het citaat in de inleiding. Wat laat het zien over de invloed van de oorlog op de identiteit van mensen?

Kaart 2/8 - Stof tot nadenken?

‘‘Heb je soms niet het gevoel,’ fluisterde ze [Rosie, red.], ‘dat… dat we meewerken?’’ (p. 93) Vind jij dat Rosie de Duitsers juist helpen? Waarom? Leg je antwoord uit.

Kaart 3/8 - Stof tot nadenken?

In hoeverre is het rechtvaardig dat de familie Schutte wordt gedood?

Kaart 4/8 - Stof tot nadenken?

‘‘Maar moeten we geen toestemming hebben van de ouders?’ vroeg Betje. ‘Die tijd is nu voorbij,’ zei de directrice.’’ (p. 238). Wanneer is die tijd volgens jou voorbij?

Kaart 5/8 - Stof tot nadenken?

‘Als dit vrijheid was, waarom voelde het dan zo aan?’ (p. 378) Leg uit met welke tegenstrijdige gevoelens Kaat worstelt. Begrijp je haar worsteling? Leg je antwoord uit.

Kaart 6/8 - Stof tot nadenken?

Met wie kijk je mee in dit boek? Leg uit hoe je als lezer door het vertelperspectief méér weet dan Rosie zelf, terwijl tegelijkertijd sommige dingen (welke?) ook voor jou verborgen blijven.

Kaart 7/8 - Stof tot nadenken?

Het verhaal van de Crèche en de schouwburg in Amsterdam is waargebeurd. In hoeverre vind je het belangrijk dat het boek van Astrid Sy dichtbij de feitelijke gebeurtenissen blijft?

Kaart 8/8 - Stof tot nadenken?

Het verhaal van Rosie en Kaat speelt zich tientallen jaren geleden af. Is het volgens jou belangrijk dat zulke verhalen vandaag de dag nog verschijnen en worden gelezen? Leg je antwoord uit.

Stof tot nadenken?

Dit was het laatste kaartje!

Ronde 4: Oordeel

Geef Noem geen namen samen een waardering uitgedrukt in sterren. Beargumenteer vervolgens jullie keuze. Wat vonden jullie goed en wat juist minder goed? Heeft de discussie jullie individuele oordeel veranderd, en zo ja, hoe? Probeer voorbeelden en argumenten te halen uit jullie reacties op de discussievragen

Leesclubs_respons