Spelregels

In deze leesclub discussieer je met een groepje van 4 tot 6 lezers over Rebel met vleugels van Marcel Roijaards. Je doet dat aan de hand van kaartjes met vragen over de tekst. De leesclub begint met een korte inleiding, die een van de spelers voorleest. Daarna volgen 4 rondes:

  1. Ronde 1 bestaat uit 5 vragen over het verloop van verhaal. De spelers draaien om de beurt een kaartje om en geven antwoord op de vraag. Daarna mogen andere spelers reageren.
  2. Ronde 2 is een vragenrondje waarin elke speler een vraag mag formuleren aan een van de personages.
  3. Ronde 3 is de discussieronde. In deze ronde draaien de spelers om de beurt een kaartje om van een stapel naar keuze. Hij of zij geeft antwoord op de vraag, waarna de rest mag reageren. Vervolgens kiezen de overige spelers om de beurt een kaartje van een van beide stapels. Als een discussievraag herhaalt wat eerder in het gesprek al aan bod gekomen is, mag de speler die aan de beurt is een volgende kaart omdraaien. Dit gaat zo door totdat alle kaartjes omgedraaid zijn.
  4. Aan het einde van de discussie komen de spelers samen tot een oordeel over de tekst. In ronde 4 geven ze een oordeel uitgedrukt in sterren en motiveren zij hun keuze.

Inleiding

‘Voor Icarus bestonden er geen doodgewone dagen. Hij genoot van elk moment. Alles wilde hij zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Niet eerst het ene en dan het andere, maar alles tegelijk. Bekende wegen omzeilde hij, het gebruikelijke zette hij op z’n kop en de dagelijkse sleur doorbrak hij met een onverwachte wending. Zelfs van iets wat volkomen zinloos leek, wist hij een onvergetelijk avontuur te maken.’ (p. 196)

Het leven op Kreta is zwaar onder de regering van koning Minos. De mensen moeten hard werken en voor de koning vechten wanneer hij dit vereist. Zelfs Minos’ vrouw en kinderen kunnen niet ontsnappen aan zijn woede en harde hand. Voor Icarus maakt dit niets uit. Hij wil en zal van het leven genieten. Hij trekt zich niets aan van de regels en laat zich niet vertellen hoe hij zijn leven moet leven: niet door zijn vader, niet door koning Minos en al helemaal niet door de goden.

Wanneer Icarus prinses Ariadne, een dochter van Minos, ontmoet, houdt hij meteen van haar en wil hij haar helpen ontsnappen uit haar cel in de toren van het paleis. Icarus heeft eindelijk iemand gevonden die net zo van het leven en de natuur houdt als hij! Maar koning Minos houdt haar gevangen, omdat haar ziel niet te temmen is.

In deze leesclub maak je kennis met het verhaal van Icarus en andere personages uit de Griekse mythologie, zoals koning Minos, Ariadne en Daedalus. Je gaat in discussie over Icarus’ liefde voor het leven, de rol van macht in dit verhaal en de haat en angst waar deze macht in resulteert. Ook ga je in gesprek over het vertellen van verhalen zelf: wat is er veranderd aan dit eeuwenoude verhaal, en hoe wordt het verteld?

Ronde 1: Grip op het verhaal



Grip op het verhaal

1. Waar speelt het verhaal zich voornamelijk af?

2. Waar werd de moeder van Ariadne naar toe verbannen toen Ariadne jong was?

3. Wie of wat mocht nooit ontsnappen uit het doolhof?

4. Van wie was de stier die de vader van het monster werd?

5. Het verhaal wordt verteld vanuit een groepje vrienden van Icarus. Hoeveel vrienden zijn er?

Dit was het laatste kaartje!

Antwoorden
1. in Knossos, de hoofdstad van Kreta
2. Minos heeft haar opgesloten in de stallen van het paleis.
3. de Minotaurus
4. Panos
5. zes (drie jongens en drie meisjes)

Ronde 2: Vragenrondje

Hieronder staan verschillende fragmenten uit het boek. Kies allemaal één fragment. Bedenk en noteer een vraag die je aan een van de personages zou willen stellen. Probeer samen antwoord te geven op die vraag.

  • Uitleg over het karakter en aanzien van Koning Minos: ‘Minos zal … helm opzetten.’ (p. 25-26)
  • Minos wil een monster maken: ‘Minos begluurde … een beloning!’ (p. 87)
  • Ariadne vertelt Icarus dat ze wil vluchten: ‘Laten we … zou horen.’ (p. 98-99)
  • Een beschrijving van de kinderen in de kooi voor het labyrint: ‘Het was … leek onmogelijk.’ (p. 139-140)
  • Ze zitten met z’n allen in de kooi: ‘We misten … ooit vergeten.’ (p. 144-145)
  • Icarus loopt op Kostas af: ‘Icarus kwam … Iedereen huilt.’ (p. 164-165)

Ronde 3: Discussie



Feest der herkenning?

Kaart 1/8 - Feest der herkenning?

Daedalus geeft Icarus veel vrijheid: hij weet dat het geen zin heeft hem tegen te houden. Wel probeert hij hem te waarschuwen voor gevaar, bijvoorbeeld wanneer hij vertelt hoe Icarus de door hem gebouwde toren op kan klimmen naar Ariadne, en bij het gebruik van de vleugels. Vind je dat Daedalus goed met Icarus omgaat? Leg je antwoord uit. Wat had jij anders gedaan?

Kaart 2/8 - Feest der herkenning?

Een volwassen Kretenzer zegt: ‘Een mens moet zich aan regels en wetten houden, buigen voor de goden en zijn handen uit de mouwen steken. Werken, werken en nog eens werken, anders wordt het een puinhoop in de wereld.’ (p. 29) Wat vind je hiervan?

Kaart 3/8 - Feest der herkenning?

Koning Minos heeft een speciale legereenheid met soldaten, trouwe strijders die een doodshoofd op hun helm dragen. Waarom heeft Icarus geen medelijden met deze trouwe ‘paradepaardjes’ van de koning, maar wel met de andere soldaten?

Kaart 4/8 - Feest der herkenning?

De meisjes van de groep waren allemaal verliefd op Icarus: ‘Op een dag had Icarus per ongeluk een afspraak gemaakt met ons drieën tegelijk.’ (p. 34) Ze uiten de woede en jaloezie niet naar Icarus, maar naar elkaar. Waarom doen ze dat? Ben je het hier mee eens? Leg je antwoord uit.

Kaart 5/8 - Feest der herkenning?

Wanneer Minos zeven jongens en zeven meisjes aan het monster wil offeren, hebben de vrienden van Icarus medelijden met hen: ‘Het waren doodgewone jongens en meisjes. Net als wij.’ (p. 104) Toch doen zij en de andere Kretenzers op dat moment niets om Minos tegen te houden. Waarom denk je dat dat zo is? Wat zou je zelf doen?

Kaart 6/8 - Feest der herkenning?

Na het onthullen van het labyrint lukt het Ariadne eindelijk om uit haar cel in de toren te ontsnappen. Ze besluit niet te vluchten van Kreta, maar te blijven om Icarus te helpen met het redden van de kinderen. Begrijp je haar beslissing? Leg je antwoord uit. Wat zou je zelf hebben gedaan?

Kaart 7/8 - Feest der herkenning?

Kostas ziet Icarus als zijn aartsvijand en heeft een intense haat voor hem. Hij zegt continu dat hij Icarus ooit te pakken zal krijgen. Waar komt deze woede vandaan? Is het wel echt haat? Leg je antwoord uit.

Kaart 8/8 - Feest der herkenning?

Lees nogmaals het citaat uit de inleiding. Icarus heeft een enorme liefde voor het leven, maar komt daardoor ook in gevaarlijke situaties terecht. Waarin lijk jij op Icarus? En waarin zou je op hem willen lijken? Leg je antwoord uit.

Feest der herkenning?

Dit was het laatste kaartje!



Stof tot nadenken?

Kaart 1/8 - Stof tot nadenken?

Soms ging Icarus alleen op pad. Zijn verklaring hiervoor was als volgt: ‘‘Je moet jezelf zo nu en dan wat aandacht geven,’ zei hij, ‘anders krijg je ruzie met jezelf. Dat kun je beter voorkomen, want je zit een leven lang met jezelf opgescheept.’’ (p. 22) Wat denk je dat hij hiermee bedoelt?

Kaart 2/8 - Stof tot nadenken?

De vrienden van Icarus vertellen zijn verhaal na in een theater. Geloof je hun versie van Icarus’ verhaal? Stel dat de schrijver Icarus’ verhaal direct had verteld, en niet via zijn vrienden, wat voor verschil had dat gemaakt voor de geloofwaardigheid van zijn verhaal? Leg je antwoord uit.

Kaart 3/8 - Stof tot nadenken?

In het begin van het boek wordt toegelicht waarom mensen in goden geloven: ‘Alles wat mensen niet kunnen begrijpen, noemen ze het werk van de goden – dan hoeven ze er zelf niet meer over na te denken.’ (p. 26) Hoe denk jij hierover?

Kaart 4/8 - Stof tot nadenken?

Nadat de Kretenzers het monster voor het eerst zien, zegt Icarus boos tegen zijn vrienden: ‘Ik zag het jullie heus wel roepen (…) Als mensen jong zijn doen ze niet wat ze willen omdat het niet mag van hun ouders. Als ze later zelf ouders zijn, verbieden ze hetzelfde aan hun eigen kinderen.’ (p. 110) Wat vinden jullie hiervan? Zijn jullie het met Icarus eens? Leg uit.

Kaart 5/8 - Stof tot nadenken?

Als de Minotaurus verslagen is, zegt Icarus: ‘Monsters bestaan niet. Alles heeft een hart.’ (p.154) Wat bedoelt hij hiermee? Ben je het daarmee eens? Bespreek of jullie vinden dat de Minotaurus, Minos en Kostas wel of niet in staat zijn tot liefde.

Kaart 6/8 - Stof tot nadenken?

De vertellers zeggen meerdere keren dat dingen anders zijn verlopen dan ze de geschiedenis zijn ingegaan: ‘De woorden van een koningszoon worden nou eenmaal eerder geloofd dan die van doodgewone jongens en meisjes als wij.’ (p. 149) Is het nog steeds zo dat mensen met macht eerder worden geloofd dan kinderen of normale burgers? Leg je antwoord uit.

Kaart 7/8 - Stof tot nadenken?

Ondanks het feit dat Icarus weet wat er zal gebeuren als de was smelt, blijft hij omhoog gaan, richting de zon. Waarom denk je dat hij dat doet?

Kaart 8/8 - Stof tot nadenken?

Rebel met vleugels is gebaseerd op duizenden jaren oude Griekse verhalen, maar met aanpassingen. De Theseus in deze roman presenteert bijvoorbeeld heldendaden van anderen als de zijne. Icarus’ vrienden voorspellen dat Theseus de geschiedenis zal ingaan als held. Dat is inderdaad hoe hij bekend staat. Wat lijkt je waarschijnlijker: de versie uit de Griekse verhalen, of de versie in Rebel met vleugels? Leg je antwoord uit.

Stof tot nadenken?

Dit was het laatste kaartje!

Ronde 4: Oordeel

Geef Rebel met vleugels samen een waardering uitgedrukt in sterren. Beargumenteer vervolgens jullie keuze. Wat vonden jullie goed en wat juist minder goed? Heeft de discussie jullie individuele oordeel veranderd, en zo ja, hoe? Probeer voorbeelden en argumenten te halen uit jullie reacties op de discussievragen.

Heb je zelf een goede discussievraag die nog niet gesteld is? Vul die dan in, dan voegen wij de vraag aan een van de stapeltjes toe.

Leesclubs_respons