Spelregels

In deze leesclub discussieer je met een groepje van 4 tot 6 lezers over Jij begint van Kees Spiering. Je doet dat aan de hand van kaartjes met vragen over de tekst. De leesclub begint met een korte inleiding, die een van de spelers voorleest. Daarna volgen 4 rondes:

  1. Ronde 1 bestaat uit 3 vragen over de manier waarop jij poëzie leest. Een van de spelers leest de vragen voor, waarna steeds alle spelers kort reageren op de vraag.
  2. Ronde 2 is een algemeen vragenrondje over de tekst: de spelers benoemen om de beurt wat ze onduidelijk vonden en proberen samen een antwoord te vinden. Als de grootste onduidelijkheden opgelost zijn, begint ronde 3.
  3. Ronde 3 bestaat uit twee stapels met een aantal discussievragen, die de spelers in beurten omdraaien. Elke beurt kiest een speler een kaartje van een stapel naar keuze en leest de vraag voor. Hij of zij geeft antwoord op de vraag, waarna de rest mag reageren. De eerste vragen zijn voorzien van een voorbeeldantwoord, om je een beetje op gang te helpen. Als een discussievraag herhaalt wat eerder in het gesprek al aan bod gekomen is, mag de speler die aan de beurt is een volgende kaart omdraaien. Dit gaat zo door totdat alle kaartjes omgedraaid zijn.
  4. Aan het einde van de discussie komen de spelers samen tot een oordeel over de tekst. In ronde 4 geven ze een oordeel uitgedrukt in sterren en motiveren zij hun keuze.

Inleiding

 ‘Dit gedicht zit dicht. Pot

dicht op slot. Je ziet

zijn buitenkant. Meer niet.

 

Zoek maar naar kiertjes

spleetjes, reetjes, gaatjes

scheurtjes. Je vindt ze niet.’ (p. 17)

Het lezen van een gedicht gaat heel anders dan het lezen van een verhaal. Er staan veel minder woorden op een bladzijde en in de woorden die er wél staan, is niet altijd een logica te vinden. De taal is helemaal samengeperst: alleen de noodzakelijke woorden zijn overgebleven. Dat geldt ook voor de gedichten van Kees Spiering. Zijn gedichten zijn kleine verhaaltjes en herinneringen, die hij met een paar grove lijnen op papier zet, als een schets. Vervolgens mag jij als lezer het gedicht inkleuren, met je eigen herinneringen en verhalen. In deze leesclub gaan jullie in gesprek over hoe dat lezen van gedichten nou precies werkt, aan de hand van Jij begint van Kees Spiering.

Ronde 1: Jouw leesproces



Jouw leesproces

1. Hoe heb jij deze dichtbundel gelezen? Heb je het boek bijvoorbeeld lineair van kaft tot kaft gelezen of las je de gedichten kriskras door elkaar?

2. Heb je de gedichten stil gelezen of hardop? Wat deed dat met je ervaring van de gedichten?

3. Heb je de dichtbundel met plezier gelezen? Waarom wel of niet?

Dit was het laatste kaartje!

Ronde 2: Vragenrondje

Wat begreep je niet zo goed tijdens het lezen van Jij begint? Formuleer een vraag over de tekst en probeer samen tot een antwoord te komen.

Ronde 3: Discussie



Feest der herkenning?

Kaart 1/8 - Feest der herkenning?

Welk gedicht vond je het mooist? Geef om de beurt antwoord op deze vraag en leg aan elkaar uit waarom je nu juist dit gedicht zo mooi vond.

Kaart 2/8 - Feest der herkenning?

Wat vond je van de illustraties in de bundel? Waren er gedichten die je door de illustraties beter begreep, of anders ging lezen? Bespreek de illustraties met elkaar en leg je antwoord uit.

Kaart 3/8 - Feest der herkenning?

Heb je zelf wel eens een gedicht geschreven? Zo ja, welke verschillen zie je tussen jouw gedichten en die van Kees Spiering? Zo nee, zou je het leuk vinden om poëzie te schrijven? Leg je antwoord uit.

Kaart 4/8 - Feest der herkenning?

Verspreid door de bundel staan gedichten over hetzelfde onderwerp. Welke onderwerpen komen volgens jou vaak terug? Noem er tenminste drie.

Kaart 5/8 - Feest der herkenning?

Was er een situatie of herinnering uit een van de gedichten die je herkenbaar vond? Zo ja, welk gedicht was dat, en wat vond je er herkenbaar aan?

Kaart 6/8 - Feest der herkenning?

Lees het gedicht ‘Verraad’ (p. 35). Het gaat over de vraag aan wie je trouw moet zijn: je vriend(en) of je familie. Heb jij ook wel eens moeten kiezen tussen je vrienden en familie, of tussen verschillende vrienden? Zo ja, leg uit hoe je daarmee omging. Zo nee, leg uit hoe je zo’n keuze kon voorkomen.

Kaart 7/8 - Feest der herkenning?

Lees het gedicht ‘Bodemloos’ (p. 94). Daarin vind je verschillende metaforen (beeldende woorden die eigenlijk iets anders betekenen) voor het gevoel van verliefd zijn. Noteer alle metaforen. Bespreek de betekenisverschillen met elkaar en leg uit welke metafoor je de beste vindt.

Kaart 8/8 - Feest der herkenning?

De gedichten ‘Stille zaal’ (p. 42), ‘Uit’ (p. 66), ‘Tekenen helpt’ (p. 52), ‘Schoonheid’ (p. 48), en ‘Laatste vraag’ (p. 77) gaan over het gevoel van verliefd zijn. Vind je dat deze gedichten een realistisch of herkenbaar beeld schetsen van dat gevoel? En is het voor jou belangrijk dat gedichten realistisch zijn? Leg je antwoord uit.

Feest der herkenning?

Dit was het laatste kaartje!



Stof tot nadenken?

Kaart 1/8 - Stof tot nadenken?

De gedichten in deze bundel lijken op herinneringen aan situaties die je bij het lezen meteen voor je ziet. Werkt dat oproepen van een beeld in poëzie anders dan bij het lezen van een verhaal, denk je? Zo ja, waardoor komt dat volgens jou? Zo nee, welke overeenkomst zie je?

Kaart 2/8 - Stof tot nadenken?

De gedichten in Jij begint rijmen meestal niet en zijn niet volgens een vast metrum (versmaat) geschreven. Noteer tenminste twee argumenten waarom je Jij begint toch een dichtbundel kunt noemen.

Kaart 3/8 - Stof tot nadenken?

Een kenmerk van gedichten is dat de regels afgebroken worden op plekken waar dat in een verhaal niet zou gebeuren. Kies een willekeurig gedicht uit de bundel (bijvoorbeeld een gedicht dat je mooi vond) en lees het hardop voor. Hoe hield je tijdens het lezen rekening met de regelafbreking? Lees het nu nog een keer en doe net alsof de regels doorlopen. Wat is het verschil?

Kaart 4/8 - Stof tot nadenken?

Lees de gedichten ‘Ramp 1’ en ‘Ramp 2’ (p. 38-39) hardop. Wat is er volgens jou gebeurd met het meisje? Uit welke woorden in het gedicht leid je dat af?

Kaart 5/8 - Stof tot nadenken?

Lees de gedichten ‘Genoeg’ (p. 60) en ‘Op knappen’ (p. 61) hardop. Wat hebben deze gedichten volgens jou met elkaar te maken? Wat is er gebeurd met de ‘Ik’?

Kaart 6/8 - Stof tot nadenken?

Lees het gedicht ‘Dicht’ (p. 17) hardop. Wat bedoelt de dichter volgens jou met de zin ‘Dit gedicht zit dicht’ en ‘Dit gedicht is een pak vla. Nooit ga je weten wat erin zit.’?

Kaart 7/8 - Stof tot nadenken?

Het gedicht ‘Troost’ (p. 63) is een gedicht over ouders die gaan scheiden. Lees het hardop. Daarin staat ‘Ze heeft gezegd dat ze het leuker vindt, twee huizen’. Wat vindt de ‘ze’ er echt van, denk je? En welke aanwijzingen krijg je daarvoor in het gedicht?

Kaart 8/8 - Stof tot nadenken?

Lees de gedichten ‘Theedoek’ (p. 26) en ‘Gisteren vond ik je’ (p. 27) hardop. Wat hebben de gedichten met elkaar te maken? En zou je het tweede gedicht anders begrijpen als je het eerste niet gelezen had? Leg je antwoord uit.

Stof tot nadenken?

Dit was het laatste kaartje!

Ronde 4: Oordeel

Geef Jij begint samen een waardering uitgedrukt in sterren. Beargumenteer vervolgens jullie keuze. Wat vonden jullie goed en wat juist minder goed? Heeft de discussie jullie individuele oordeel veranderd, en zo ja, hoe? Probeer voorbeelden en argumenten te halen uit jullie reacties op de discussievragen.

Heb je zelf een goede discussievraag die nog niet gesteld is? Vul die dan in, dan voegen wij de vraag aan een van de stapeltjes toe.

Leesclubs_respons