pws_stap3

Stap 3: Onderzoeksmethode kiezen

Over de algemene insteek van literatuuronderzoek kun je in de inleiding meer lezen. Hier geven we korte en specifieke instructies voor verschillende onderzoeksmethoden, en bij elke methode een artikel dat die methode hanteert en dat je als voorbeeld van je werkwijze kunt nemen. Heb je meer hulp nodig bij het maken van je eigen, specifieke onderzoeksvraag alvorens je je methode uitwerkt, raadpleeg dan dit overzicht van opties van de Vrije Universiteit.

Bij de keuze voor een gepaste onderzoeksmethode wordt meestal een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van onderzoek: kwalitatief en kwantitatief. Het verschil tussen beide categorieën van onderzoek zit ‘m in de eerste plaats in de hoeveelheid gegevens die je verwerkt. Grofweg gezegd kijk je bij kwalitatief onderzoek naar een kleinere hoeveelheid gegevens van complexere aard dan bij kwantitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek is geschikt voor het bestuderen van complexe patronen of relaties in je teksten of ander onderzoeksmateriaal (interviews bijvoorbeeld). Bij kwantitatief onderzoek kijk je binnen bijvoorbeeld teksten naar simpelere verschijnselen, en kijk je vooral getalsmatig: hoe en waar is een bepaald verschijnsel in de selectie van teksten te vinden, en wat zegt die spreiding?

Kwalitatief onderzoek

Bij een tekst- en contextanalyse analyseer je een of meerdere teksten en/of de context van die teksten op basis van goed gedefinieerde termen en begrippen. Onder context kun je bijvoorbeeld het auteurschap van een tekst verstaan, of het beoogde publiek van een tekst, of de vormgeving van een tekst. In het kort komt tekstanalyse erop neer dat je in de te onderzoeken teksten passages markeert die van belang zijn voor het beantwoorden van je onderzoeksvraag en je gekozen theoretische invalshoek. Vervolgens gebruik je die passages om tot analyses, interpretaties en conclusies te komen. Je vraag en invalshoek geven je als het ware een checklijstje waarmee je de tekst doorloopt op zoek naar relevante passages. Van die passages analyseer je vaak kenmerken van de tekst (stijlfiguren, vertelperspectief, verhaalstructuur etc.) of de opmaak waarmee je een bepaalde interpretatie van die passage kunt onderbouwen. Over zogenaamde lexicale analyses, waarbij je heel specifiek op zoek gaat naar bepaalde woorden, kun je in deze handleiding van de Vrije Universiteitmeer lezen. We geven hier wat voorbeelden van dergelijke tekstanalyses:

We geven ook wat voorbeelden van contextuele analyses:

In deze analysevorm lees en interpreteer je literaire teksten als onderdeel van een groter ‘discours’. Dat wil zeggen dat aangenomen wordt dat de tekst onderdeel is van een veel groter aantal teksten en instanties en personen die die teksten maken. Teksten danken hun bestaan aan die afhankelijk van andere teksten, en sporen van de verbondenheid met andere teksten zijn er waarneembaar in. Een heel goed voorbeeld vind je in een artikel van Agnes Andeweg dat de band tussen romans en andere teksten in de jaren 1960-1970 onderzoekt. In die periode verschenen romans (van bijvoorbeeld Jan Wolkers, Andreas Burnier) waarin een nieuwe seksuele moraal werd beschreven. Hoe werd daarop geregeerd in kranten, overheidspublicaties, en wat kun je daaruit aflezen over de mogelijke effecten van die romans buiten die romans zelf, of wisselwerking tussen romans en opinievormende teksten? We geven een voorbeeld van een dergelijke analyse:

Als je ‘corpusonderzoek’ doet, bestudeer je een selectie van teksten (een ‘corpus’) dat je met duidelijke selectiecriteria bij elkaar hebt gezocht en die een goed beeld geven (‘representatief zijn’) voor het geheel van teksten waarover je iets wilt zeggen. Je kunt dan denken aan criteria als: teksten uit dezelfde periode, van een bepaald soort auteurs, uit een bepaalde streek, of van een bepaald genre. Die criteria moeten zo gekozen zijn dat met het corpus dat ontstaat, je hoofdvraag goed te beantwoorden is. Heb je het corpus eenmaal bij elkaar gezocht, kun je daar verschillende type analyses op uitvoeren (tekst- en beeldanalyse of discours-analyse). Je moet daarbij goed uitleggen welke procedure je gevolgd hebt: wat heb je achtereenvolgens gedaan, hoe heb je de gegevens verzameld en hoe heb je ze gegroepeerd?

Bij open interviews werk je met een op basis van je hoofdvraag gemaakte lijst van onderwerpen/vragen die je aan bod wilt laten komen tijdens het interview. Als je de vragen goed structureert, krijgt je interview structuur en kun je naderhand de antwoorden goed verwerken. Zie ook deze handleiding voor het verwerken van je resultaten. Of dit filmpje waarin je leert hoe je een uitgeschreven/complete interviewtekst analyseert en codeert om er overzicht over te krijgen.

Participerend onderzoek is een vorm van kwalitatief onderzoek waarbij je zelf deel uitmaakt van de groep of het groepsgedrag dat je bestudeert. Zie voor meer uitleg en de eisen waaraan dergelijk onderzoek moet voldoen deze handleiding.

  • voorbeeld van kwalitatieve analyse op basis van participatie: Arjen Mulder, ‘Mediatheorie van het ebook‘, in: Tijdschrift voor Mediageschiedenis 19 (2016), 1-7.

Kwantitatief onderzoek

Bij een kwantitatieve analyse ga je op dezelfde manier te werk als bij een kwalitatieve tekstanalyse. In het kort komt die aanpak erop neer dat je in de te onderzoeken teksten passages markeert die van belang zijn voor het beantwoorden van je onderzoeksvraag en je gekozen theoretische invalshoek, en vervolgens die passages gebruikt om tot analyses, interpretaties en conclusies te komen. Je vraag en invalshoek geven je als het ware een checklijstje waarmee je de tekst doorloopt op zoek naar relevante passages en die codeer je. Bij een kwantitatieve tekstanalyse ga je vervolgens patronen in die codering ontdekken om te zien of je getalsmatig bepaalde analyses en interpretaties kunt ondersteunen. In deze handleiding van de Vrije Universiteit kun je meer over die methode lezen.

  • voorbeeld van kwantitatieve analyse op basis van tekstanalyse: Suzanne de Werd, De stijl van gewoon proza. Leiden 2015, met name hoofdstuk 6 (pagina 97 en verder).

Lees hier meer over het opzetten van een enquête en vragenlijst. Digitaal kun je zo’n enquête bijvoorbeeld uitvoeren met SurveyMonkey.

Je brengt in dit type onderzoek getalsmatig in beeld wat je in je onderzoeksgegevens hebt aangetroffen. Je maakt eerst een selectie van gegevens (een ‘corpus’) dat je met duidelijke selectiecriteria bij elkaar hebt gezocht zodat de onderdelen van het corpus in de analyses goed met elkaar te vergelijken zijn. Je kunt dan denken aan criteria als: teksten uit dezelfde periode, van een bepaald soort auteurs, uit een bepaalde streek, of van een bepaald genre. Die criteria stel je vast voordat je je corpus samenstelt, zodat je een goed (en beperkt! je hebt immers maar een beperkt aantal uren voor je onderzoek) bij elkaar kunt zoeken en de grenzen daarvan goed kunt afbakenen. Die criteria moeten zo gekozen zijn dat met het corpus dat ontstaat, je hoofdvraag goed te beantwoorden is. Heb je het corpus eenmaal bij elkaar gezocht, kun je daar verschillende analyses op uitvoeren (tekstanalyse of discours-analyse). Je analysemodel moet zodanig zijn, dat je de resultaten van je analyses getalsmatig kunt verwerken.

Ga verder naar stap 4